De kruimelgevallenregeling is in 2014 gewijzigd om transformatie van gebouwen gemakkelijker te maken. In de uitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:819 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State was voor de transformatie van een watertoren naar een kantoorgebouw een kruimelvergunning verleend volgens het eerste en het negende lid van art. 4 bijlage II van het Bor (Besluit omgevingsrecht).
Omwonenden: omgevingsvergunning uitgebreid met toetsing aan Ladder duurzame verstedelijking
Omwonenden waren het daar niet mee eens en stelden onder meer dat alleen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan volgens de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure kon worden verleend (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo) en dat daarbij getoetst moet worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Bro) en aan de provinciale verordening Utrecht.
Combinatie van onderdelen uit kruimelvergunning mogelijk
De Raad van State oordeelt onder verwijzing naar de Nota van toelichting dat een combinatie van verschillende onderdelen van art. 4 van bijlage II van het Bor is toegestaan, en dat het zo mogelijk is om tegelijkertijd een omgevingsvergunning te verlenen voor een bepaald gebruik bedoeld in artikel 4, negende lid, van een bestaand hoofdgebouw en voor de bouw en het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, bedoeld in artikel 4, eerste lid. De Ladder duurzame verstedelijking en art. 3.5 lid 2 van de Provinciale Verordening Utrecht zijn dan niet van toepassing.
Motivering
In geval van verlening van een kruimelvergunning moet wel gemotiveerd worden waarom dit gelet op de omgeving en belangen van derden in redelijkheid ruimtelijk aanvaardbaar is. In dit kader hadden appellanten betoogd dat door het college onvoldoende betekenis is gehecht aan hun belang bij het behoud van een goed woon- en leefklimaat en de bescherming van hun privacy. De Raad van State oordeelt echter (kostgezegd) dat de belangen van omwonenden niet onevenredig zijn aangetast.
Alternatieven
De Afdeling Bestuursrechtspraak overweegt dat het bestaan van alternatieven slechts tot het onthouden van planologische medewerking kan leiden, als op voorhand duidelijk is dat door gebruikmaking van deze alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Maar er is niet aannemelijk gemaakt dat deze situatie zich voordoet.
Deze uitspraak bewijst dat met een creatieve omgang met de kruimelgevallenregeling meer transformaties mogelijk zijn.
De citeerwijze van dit artikel is AKSonline 2017/5 nt L.J. Smale