Branchering mag, maar het assortiment gedetailleerd beperken niet

Een heldere uitspraak over branchering en detaillering.

Een lege doe-het-zelf-zaak

Voorheen zat er een doe-het-zelf-zaak aan de Zuidsingel 14-16: nu is het een leeg pand. De bezwaarmaker voerde tegen het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein “De Brier” aan dat het perceel ten onrechte bestemd was tot volumineuze detailhandel in de hoofdassortimenten: woninginrichting, buiteninrichting en bouwmaterialen. Voor een doe-het-zelf-zaak is een assortiment nodig dat groter is dan uitsluitend bouwmaterialen. Andere winkels op het bedrijventerreinen hadden wel een assortiment dat niet volumineus is. Gewone detailhandel is gelet op de beperkte omvang van het pand goed mogelijk, aldus bezwaarmaker.

De voor “Detailhandel” aangewezen gronden zijn in artikel 5.1. bestemd voor:
a. detailhandel in de hoofdassortimenten woninginrichting, buiteninrichting en bouwmaterialen, zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels;
b. ondergeschikte detailhandel in de nevenassortimenten zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels, met dien verstande dat deze ondergeschikte detailhandel per detailhandelsbedrijf maximaal een verkoopvloeroppervlak van 150 m² mag beslaan en maximaal 10% van de jaaromzet mag genereren.
In de assortimentslijst PDV zijn ongeveer 60 soorten goederen opgenomen, verdeeld over de categorieën woninginrichting, buiteninrichting en bouwmaterialen. Deze lijst bevat onder meer de soorten goederen wastafels, fornuizen, kamerplanten, tuingereedschappen, plaatmaterialen en isolatiematerialen.

Volgens de bezwaarmaker mag het assortiment beperken door te verwijzen naar bijlage 2 (assortimentslijst PDV) niet.
De gemeenteraad stelde echter dat dit past in het gemeentelijk detailhandelsbeleid en dat er overigens ook geen doe-het-zelf-zaak meer is gevestigd.

Winkelleegstand

De Structuurvisie “Venray, bleef de Beste Binnenstad” gaat er vanuit dat het kernwinkelgebied, De Brier en de dorp- en wijkwinkelcentra de verschillende winkelgebieden in Venray, elkaar aanvullen. Ieder gebied heeft volgens de Structuurvisie zijn eigen functie en uitstraling, en de gebieden vormen gezamenlijk een fijnmazige detailhandelsstructuur met het koop- of bezoekmotief als leidend principe. Voor recreatief winkelen (fun shoppen) is het kernwinkelgebied van Venray aangewezen, voor doelgerichte aankopen (run shoppen) zijn De Brier en overige perifere locaties aangewezen. Boodschappen worden in de dorp- en wijkwinkelcentra gedaan, aldus de Structuurvisie.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt in haar uitspraak van 19 februari 2014 onder meer dat het feit dat er op enkele andere winkels een ander assortiment wordt toegestaan en de bezwaarmakers vanwege leegstand van het pand harder worden geraakt, niet maakt dat sprake is van een onjuiste toepassing van het gemeentelijk detailhandelsbeleid.

Branchering en detaillering

Maar dan komt de Afdeling toe aan de grond die slaagt. De Afdeling overweegt dat volgens artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels mag bevatten met betrekking tot branches van detailhandel.1

Uit de Nota van Toelichting bij het Bro volgt dat met deze bepaling is bedoeld buiten twijfel te stellen dat branchering ten aanzien van detailhandel in bestemmingsplannen is toegestaan. De bepaling leidt ertoe dat gemeenten ter bevordering van de ruimtelijke economische kwaliteit in hun bestemmingsplannen eisen kunnen stellen ten aanzien van de vestiging van bepaalde branches van detailhandel. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de eisen zullen moeten worden gemotiveerd vanuit overwegingen van ruimtelijke kwaliteit en niet louter kunnen zijn gegrond op argumenten van concurrentiebeperking, aldus de Nota van Toelichting.

Het vaststellen van het toegestane assortiment in de assortimentslijst PDV is een te vergaande beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel volgens de Afdeling.

Een bestemmingsplan kan weliswaar regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel, maar daaronder valt niet tevens het gedetailleerd vaststellen van het toegestane assortiment.

De Afdeling komt tot deze uitleg omdat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening als zodanig niet van belang is welke specifieke goederen verkocht worden wanneer deze binnen de toegestane branche vallen. Gedetailleerde regels over het assortiment mogen dus niet. De delen van de planregels met de verwijzing naar bijlage 2, de assortimentslijst, zijn vernietigd.


Concurrentie regelen mag niet

Het beschermen van concurrentieverhoudingen mag in beginsel niet. Gemeenteraden verslikken zich daar regelmatig in. Concurrentiebelangen kunnen alleen een rol spelen als er al sprake is van een duurzame ontwrichting én er een dwingende reden is die de ontwrichting rechtvaardigt.

Vanuit het oogpunt dat het beschermen van concurrentie niet mag heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het criterium voor niet eerste-levensbehoeften geschrapt. Op 18 september 2013 is geoordeeld dat een duurzame ontwrichting zich alleen maar kan voordoen bij eerste levensbehoeften. Bij niet-eerste levensbehoeften zal er zich dus nimmer een gerechtvaardigde duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau voordoen, die aanleiding mag zijn om de concurrentieverhoudingen te beschermen.2

1 Zie ABRvS 10 juni 2009, 200808122/1/R3 (Leens – Winkelcentrum): vrijheid in branchering. Er is geen brancheverschil tussen een fullservice supermarkt en een discountsupermarkt.
2 Een ander voorbeeld waar ten onrechte het motief speelde om concurrentieverhoudingen te beschermen: ABRvS 11 december 2013, 201210818/1/A1 (bouwmarkt Sittard-Geleen): beleidsregel geen vestiging van grootschalige bouwmarkt (> 5.000 m² wvo).

 

De citeerwijze van dit artikel is AKSonline 2014/3 nt L.J. Smale.