Criterium duurzame ontwrichting bij niet-eerste levensbehoeften geschrapt

Het gebeurt niet vaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is om. En wel op 18 september 2013 van haar eerdere uitspraken over het te hanteren criterium bij de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau bij niet-dagelijkse boodschappen. Dit is belangrijk retailnieuws voor retailers, beleggers in winkelvastgoed en gemeenten in ruimtelijke ordening.

Concurrerend speelgoed

Aanleiding is de herontwikkeling van de monumentale oud-suikerfabriek “De Zeeland” tot winkelcomplex. Volgens de planregels in het bestemmingplan is er één grootschalige detailhandelsvestiging in speelgoed toegestaan. Toychamp, een speelgoedzaak van 1.300 m2 heeft bezwaar tegen de Intertoyswinkel van ongeveer 1.000 m2 die in de buurt van haar winkel komt te liggen. Volgens Toychamp is er geen marktruimte voor een nieuwe vestiging van Intertoy. De komst zal in dat verband leiden tot leegstand, banenverlies en mogelijke faillissementen. Alleen over die aspecten van de uitspraak hierna meer.

Geen regulering concurrentie

De Afdeling herhaalt haar vaste rechtspraak dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het aanwijzen van bestemmingen en dat de Wet ruimtelijke ordening er niet toe strekt om de vestiging van concurrerende bedrijven in hun verzorgingsgebied te beschermen. Concurrentieverhoudingen vormen bij een planologische belangenafweging in beginsel geen in aanmerking te nemen belang. Dit is anders als zich een duurzame ontwrichting van het voorzieningenpatroon zal voordoen die niet door dwingende redenen wordt gerechtvaardigd.

Geen duurzame ontwrichting voor niet-dagelijkse boodschappen

Zoals eerder is overwogen (ABRvS van 10 juni 2009 in de zaak De Marne – over supermarkten) komt voor de vraag of er een duurzame ontwrichting zal ontstaan van het voorzieningenniveau geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen zal ontstaan. Daarin is doorslaggevend geacht of voor de inwoners van een bepaald gebied een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse inkopen kunnen doen.

In haar uitspraak van 2 december 2009 (in de zaak “Halfweg West 2008” – over een factory outlet) waar het om niet-dagelijkse inkopen gaat, heeft de Afdeling beoordeeld of de inwoners van het verzorgingsgebied, na realisatie van de voorzieningen, op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun geregelde inkopen kunnen doen. En dan komt het.

De Afdeling “ziet aanleiding om, anders dan in voornoemde uitspraken, voor de beoordeling van de vraag of gevreesd moet worden voor een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau vanaf heden doorslaggevend te achten of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften.
Zij oordeelt vervolgens dat een speelgoedwinkel naar zijn aard niet bijdraagt aan de mogelijkheid te voorzien in de eerste levensbehoeften. In dit geval kan zich geen duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau voordoen. Het beroep dat sprake is van een duurzame ontwrichting slaagt dus niet.

Kortom

Het criterium duurzame ontwrichting ziet voortaan niet meer op niet-dagelijkse boodschappen, maar alleen nog maar op dagelijkse boodschappen. Het beroep op duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau wordt in het algemeen al niet snel toegewezen. Maar nu hoeft daar bij niet-dagelijkse boodschappen dus niet meer aan te worden getoetst.
Alleen voor dagelijkse boodschappen (zoals supermarkten) is nog relevant of inwoners nog boodschappen kunnen doen op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats.
De Afdeling geeft aan dat zij omgaat, maar niet waarom. Daar is meer over te zeggen.

Vrees voor leegstand onvoldoende aannemelijk

De door Toychamp gevreesde leegstand door de voorziene uitbreiding is niet in de berekeningen gekwantificeerd. Het leegstands-verweer treft ook geen doel.

18 september 2013

Dat alleen voor eerste levensbehoeften aan het duurzaam-ontwrichtingscriterium moet worden getoetst, geldt vanaf de dag van de uitspraak. Ook voor ruimtelijke plannen die voor die tijd zijn vastgesteld. Uit diverse uitspraken blijkt dat dit nog niet is doorgedrongen en nog vaak tevergeefs een beroep op duurzame ontwrichting bij niet-eerste-levensbehoeften wordt gedaan.

 

1 In de volgende uitspraken kwam bovengenoemde uitspraak voor wat betreft het geschrapte criterium aan de orde: ABRvS 22 januari 2014, 201303531/1/R1 (supermarkt Heerlerbaan = eerste levensbehoeften), Vz ABRvS 201310834/1/A1 en 201310834/2/A1 15 januari 2014 (indoorspeeltuin Sittard-Geleen = geen eerste levensbehoeften), ABRvS 15 januari 2014, 201307211/1/R2 (lunchroom Hoenderloo = geen eerste levensbehoeften), ABRvS 11 december 2013, 201210818/1/A1 (bouwmarkt Geleen = geen eerste levensbehoeften), ABRvS 30 oktober 2013, 201301888/1/R2 (tuincentrum Beneden-Leeuwen = geen eerste levensbehoeften), ABRvS 12 februari 2014, 201302182/1/R4 (complex voor verhuur van opslagruimte van goederen aan particulieren Leiden = geen eerste levensbehoeften).

 

De citeerwijze van dit artikel is AKSonline 2014/2 nt L.J. Smale.